
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Artikel 106 Inhoudingen
1
Op de wedde van de minister en op de schadeloosstelling van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, met inbegrip van de eventuele verhoging als fractievoorzitter, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, en met inbegrip van de eventuele toelage als voorzitter of ondervoorzitter, bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, van genoemde wet worden, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedragen ingehouden overeenkomstig de inhouding van bedragen op de bezoldiging van degene die behoort tot het overheidspersoneel, ter zake van aanspraken bij werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
2
Op de uitkering van de gewezen minister of het gewezen kamerlid worden, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen, bedragen ingehouden overeenkomstig de inhouding van bedragen, terzake van aanspraken als bedoeld in het eerste lid, op een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een voor overheidspersoneel getroffen regeling.
3
Geen inhouding van bedragen ter zake van aanspraken bij ouderdom en overlijden vindt plaats voor zover tijd niet meetelt als pensioendiensttijd en op uitkeringen bedoeld in de artikelen 8a en 53a, alsmede in de gevallen bedoeld in de laatste volzin van de artikelen 14, vierde lid, en 59, zesde lid.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.